De journalistiek is geen vetpot, zoals u wellicht weet. Natuurlijk word ik slapend schathemeltjerijk van mijn kookboeken, maar extra inkomsten zijn altijd welkom. Alleen heb ik mezelf met mijn antipakjeskruistocht niet populair gemaakt, afgezien van een enkel hilarisch misverstand. Laatst was er echter een fabrikant die zowaar met mij in zee wilde voor een serie filmpjes, waarin ik dan als kritische journalist hun product mocht beoordelen van A tot Z. Er was ook al een script voorhanden: Karin ‘in haar bekende keuken’, Karin in rode laarzen op de tractor bij de boer (Tekst: ‘Ik weet niet of ik dat durf hoor’) en daarna ‘nieuwsgierig toekijkend in de fabriek’.
De bedoeling was ‘een kritische maar constructieve insteek’ want het was natuurlijk wel de bedoeling dat het product van de opdrachtgever er als glorieus, gezond en lekker uit zou komen. Tja, da’s nou precies hoe de onafhankelijke journalistiek níet werkt. Iets wat zo’n bedrijf ook zou moeten weten, maar alternatieve feiten zijn helaas gemeengoed geworden, ook in reclameland. Als adverteerders zeggen dat ze ‘een kritische journalist’ willen, bedoelen ze een ‘influencer’. Iemand die ze zelf kunnen beïnvloeden, en die daarna weer een hele bups volgers beïnvloedt linea recta richting winkel. Sinds complete hordes bloggers en vloggers daar een dagtaak van hebben gemaakt, is dat ineens de norm geworden.
Maar een échte journalist houdt zelf de regie in handen. Bepaalt de vragen, ja, ook de vervelende en de ongewenste, en compromitteert zich niet vooraf aan een uitkomst, al helemaal niet een positieve. Natuurlijk ben ik voor een astronomisch bedrag best bereid om mijn principes tijdelijk enigermate op te rekken, maar anders kijk ik wel link uit. Dus nee, het is niks geworden, en ik blijf voorlopig gewoon stukjes tikken voor Trouw.