Ik had geen versgehengelde vis of bestorven ree paraat, dus op zoek naar een gerecht uit het gisteren besproken boek Het Wilde Eten kwam ik uit bij de eenvoudige ui. Die had ik natuurlijk wél in huis. Uiringen in bierbeslag, heet dit recept, en toevallig had ik ook nog een flesje Chimay Trappist, dus dat kwam goed uit. De hoeveelheden van het recept leken me nogal veel, meer geschikt voor als je de hele visclub of jagersgilde uitnodigt, dus ik heb alles wat gedownsized. Officieel is het recept met half bier, half bruiswater, maar het leek mij handiger om meteen maar dat hele flesje bier (min een slok voor de hulpkok) erin te kieperen, anders zit je weer met zo’n half flesje. En het resultaat was heerlijk. Het recept geeft daarentegen weer geen hoeveelheid uien aan, maar met één grote ui kreeg ik al een enorme berg, genoeg borrelhap voor 4 beschaafde (of 2 hongerige) mensen.
Nodig:
125 g bloem
25 g maïsmeel (van dat gele polentameel)
300 ml (ijskoud) amberbier als Palm of De Koninck of dus Trappist (of als je het eigenlijke recept aan wilt houden: half bier/half bruiswater)
1 hele grote ui (of 2 minder grote)
zonnebloemolie om te frituren
bloem voor het bestuiven
zeezout
Zeef bloem boven een grote kom en doe het maïsmeel erbij. Klop met een garde het bier erdoor tot de klontjes eruit staan. Laat het beslag 20 minuten staan op het aanrecht. Snij intussen de ui in dunne ringen. Blancheer ze 1 minuut in kokend water en laat uitlekken op keukenpapier. Bestuif ze met bloem, schud de overtollige bloem eraf. Haal ze vervolgens met een vork door het beslag en verzamel in een diep bord. (Waarschijnlijk heb je net als ik nog heel veel beslag over. In de koelkast bewaren en morgen nog een keer iets bakken. Kan ook met, pak ‘m beet, bloemkoolroosjes.)
Verhit de olie in een diepe pan tot 190 °C. Ik heb zelf geen frituurpan, maar gebruik een (vrij flinke) steelpan. Dan kan er niet te veel tegelijk in, dus je bent wel even bezig met die porties. Maar dan heb je ook wat. Laat de ringen één voor één in de pan zakken (anders klonteren ze meteen allemaal aan elkaar) en frituur in porties in 2-3 minuten goudbruin en knapperig. Met een vork af en toe omwippen, dan kleuren ze egaler. Haal met een schuimspaan uit de pan, laat uitlekken op keukenpapier en bestrooi met zeezout. En dan nu een hele goede tip van auteur Jacques Hermus: “Controleer of de temperatuur weer 190 °C is voordat je de volgende portie inde pan doet, zodat ook die uiringen knapperig zijn. Bij een te lage temperatuur worden ze vooral vettig.” Mijn tip: zo’n digitale kernthermometer die je in het vlees steekt kun je ook prima in de pan hangen. Wel eruit halen als je gaat bakken, anders zit hij in de weg.
Van Jacques mag er dan een biertje bij en het is ook “heerlijk met een romige uien-bieslookdip”. Waarvan hij het recept lekker voor zichzelf houdt, want het staat niet in het boek. Maakt niet uit, ook zonder dip happen ze heerlijk weg. Ook bij een glaasje witte wijn.
Dit recept komt zoals gezegd uit het boek Het Wilde Eten, lees hier mijn recensie.