Ik moest er hoognodig even tussenuit, maar tijd voor vakantie was er ook weer niet. Wat doe je dan? Dan ga je lunchen in Venlo. Twee uur treinlezen heen, twee uur treinlezen terug. Bekertje thee erbij, heerlijk! En waarom Venlo? Ik was getipt over een recent geopende versmarkt. Een etablissement waar je eten kunt kopen in zowel bereide als onbereide vorm, om mee naar huis nemen of ter plekke op te eten. Een soort supermarkt annex restaurant annex afhaal, maar dan verser dan vers en lokaal. Zoiets.
Beej Benders, heet de zaak, Venloos voor ‘bij Benders’. Vernoemd naar eigenaar Geert Benders. Zijn ouders hadden al een winkel, de eerste zelfbedieningswinkel van Limburg, in 1961 (“Niemand durfde zelf wat te pakken”). Als oudste zoon wilde hij juist níet in de zaak, maar ja, hoe gaan die dingen… Inmiddels runt hij twee lokale Plus-supermarkten, waarvan er eentje werd bekroond tot beste supermarkt van Nederland. En wat doe je als het hoogtepunt bereikt is? Dan ga je gewoon iets anders erbij doen.
Dit is geen gewone supermarkt, benadrukt Benders meteen, maar eentje waar de producten rechtstreeks betrokken worden van de teler. Dat heeft twee voordelen: door het uitschakelen van de tussenhandel zijn de producten verser, en de teler krijgt een betere prijs. “Het is toch raar dat een teler 12 cent voor z’n boontjes krijgt terwijl ze voor bijna een euro in de winkel liggen?” Dat moest anders kunnen. En inderdaad, in de winkel staan bij de verse groenten bordjes met de prijs die de boer krijgt. En de spullen zijn daadwerkelijk verser dan in z’n eigen supermarkten.
Daarnaast maakt Benders zich zorgen over al die ambachten die de nek om gedraaid worden: waar zijn alle groenteboeren, slagers en bakkers gebleven? Een tikje krasse uitspraak voor een supermarkteigenaar, maar hij meent het. Dus staat er een echte pizzabakker in de winkel (“Wel een Italiaan, Mauricio”), een visboer die zalm uitbeent en daar een hele show van maakt, een bakker die de hele dag ter plekke broden kneedt en bakt en een slager met behalve uiteraard vlees ook zelfgetrokken bouillons en fonds. Terug in de tijd, maar dan op een moderne manier.
En wat hebben ze niet? Geen A-merken geen Heineken of Amstel, wel Limburgse bieren en wijnen. Geen cosmetica, wasmiddelen of papierwaren, slechts een handjevol kruidenierswaren. Wel veel lokale specialiteiten, zoals zuivel, plus eigen mayonaise en mosterd. Je kunt gerechten opeten op het eetplein/foodcourt, of boven in een nog veel grotere, lichte eetruimte inclusief kookstudio. Maar er is ook een bedieningsrestaurant, waar ze elke avond de daghap van de volgende dag alvast online zetten. Altijd op basis van producten uit de winkel die op moeten; een slimme manier om weggooien te voorkomen zonder concessies te doen aan de versheid.
Maar ja, dit is Limburg, dus natúúrlijk kies ik voor asperges. Eerst een soepje, daarna een immens bord met asperge-omelet, zalm, Limburgse ham en 2 flinke bollen van de nu al beroemde kalde schottel (vleessalade) van medewerkster Annelies. Een beetje veel, maar wel smakelijk. Gelukkig is er de trein terug om uit te buiken.