Nog voordat ik afreisde naar Japan, kreeg ik per post al een doos vol Japanse culisouvenirs opgestuurd. Van Anka Jansen van het blad, pardon, gastronomisch magazine, bouillon, en die had ze weer van haar dochter Didi, die naar Japan was geweest. Een doos vol zakjes en potjes, voorzien van uitsluitend Japanse opschriften. Wát een cadeau!Weliswaar zaten er kleine post-it-briefjes bij met wat wat was, maar die waren allemaal losgegaan, dus het was raden en gissen. In ieder geval veel gedroogde vis, zo bleek al snel. Denk beef jerky, maar dan van octopus en consorten. Een beetje taai, maar wel lekker. En heel erg umami. Wat ik natuurlijk meteen herkende waren de bonitovlokken: gedroogde flubbeltjes tonijn, die zo mooi wapperen in de warme wind bij okonomiyaki-pannenkoekjes. Ik heb er zelf miso-soep van getrokken.
Verder een zakje met borrelnootjes, die echter wonderlijk bitter bleken. Heel apart. Iets met een ginkoboom, leerde Google Translate. Hooguit twee per keer nuttigen. Een groter succes was de zak met zeewiersalade. Na mengen met water zwol de boel op tot een schaal vol zwarte, groene, roze en witte flubbels. Kant-en-klaar soja-achtig sausje erbij, en klaar is kees. Desgevraagd vertelde Didi dat ze in haast van alles had meegegrist uit de 7Eleven, de bekendste conbini (convenience store) van Japan.
Dat zou ik zelf anders aanpakken, uitgebreider, nam ik mij voor toen ik afgelopen zomer zelf afreisde naar Japan. Maar hoe gaat dat in de praktijk? Ook ik had ineens toch te weinig tijd om op het laatste moment te gaan shoppen. Wat niet wil zeggen dat ik niks mee terug nam, integendeel. Om te beginnen een (rode!) yukata, zo’n katoenen zomerkimono die je in alle hotels aantrekt, en die heerlijk comfortabel zijn. Verder een compleet assortiment aan schaaltjes en bakjes, want een Japanse maaltijd wordt nimmer op een bord geserveerd, altijd in een serie kleine vehikels. En dat eet reuze feestelijk.
Verder noedels in verschillende soorten. Met als grote favoriet dikke sanuki udon-noedels uit Kagawa. Geen gewone, maar deegwaren waar Japanners van heinde en verre voor afreizen omdat ze alleen in de regio Kagawa gemaakt worden. En nu begrijp ik waarom.
Ik roerbakte ze met groente, en ik at ze in een dikke currysaus op z’n Japans. Allebei heerlijk. Maar nu zijn ze op en in Nederland natuurlijk nergens te krijgen…
Wat ook niet mocht ontbreken waren nori-vellen. Ik ken ze van hier alleen als die grote vierkante vellen om zelf sushi mee te maken, niks bijzonders aan, maar pas in Japan ontdekte ik dat er heel veel kwaliteitsverschil is, en dat een reepje knapperige zout knabbelzeewier een ware delicatesse kan wezen. O, en natuurlijk umeboshi, de ingemaakte pruimen die te pas en te onpas opduiken, eerst en vooral in de onigiri. Plus gezellige flubbeltjes voor door de rijst. Geen idee wat het precies is, maar het ziet er wel fleurig uit. Had ik thee al vermeld? Van Ippodo, een prachtige theewinkel in Kyoto, en alleen de verpakking is al te beeldschoon om open te maken: een blikje met sierlijk etiket in een mooi kartonnen doosje in fraaie cadeauverpakking. Nee, inpakken kunnen ze daar als geen ander!
Over hardware gesproken: deze beeldschone maar vederlichte steelpan mocht ook in de koffer. Al is hij zo fraai, dat ik hem eerlijk gezegd nog niet heb durven gebruiken, want dan wordt hij vast meteen pikzwart en ik word er zo blij van om naar te kijken zoals hij nu is.
En op het vliegveld gaf ik tenslotte mijn laatste yens uit aan wasabi-kitkat, want Japanners staan beroemd om hun speciale kitkat-variëteiten. Niet bijster pittig, wel gezellig lichtgroen. En er zit niks anders op: ik moet hoognodig weer eens terug!
Dit was voorlopig de laatste aflevering uit mijn Japan-serie, die gedeeltelijk eerder verscheen in Trouw.
Zie ook mijn 10 reistips voor Japan en 2 aanbevolen reisboeken.Plus natuurlijk recepten, voor katsudon (kommetje rijst met gebakken varkensvlees), tsukemono (zoet-zure groente), yakitori (gegrilde kipspiesjes), onigiri (rijstsnacks) en tempura (gefrituurd spul).