Ik ben niet zo van het decoratiegefrut, maar ik heb nu toch een paar supermakkelijke tips voor je om bijvoorbeeld je zelfgebakken Bûche de Noël alias Boomstam of andere taart dan wel toet op te leuken. Allemaal met chocola.
Van de echte vakman moet je die eerst tempereren, dat is een nogal nauw luisterend verwerkingsproces waarmee je ervoor zorgt dat de gesmolten chocolade bij het weer hard worden tóch z’n mooie glans behoudt. Maar hé, wij zijn thuisbakkers, het is geen examen voor de Cordon Bleu in Parijs, dus dan maar wat minder glans. Gewoon hoppekee smelten dus, waarbij het uiteraard wél zaak is om de boel niet te laten verbranden. Als chocola te heet wordt, krijg je een korrelige smurrie waar niets meer mee te beginnen valt. Het veiligste methode is nog au bain-marie, dus in een kom op een steelpan met daarin een laagje zacht kokend water (± 5-10 minuten, afhankelijk van de hoeveelheid). Zelf gebruik ik meestal de magnetron (1-2 minuten), maar let op: dan moet je wel elke 15 à 30 seconden roeren. Stop als je nog een paar bonkjes ziet, met flink roeren smelten die vanzelf.
Chocowalnoten:
Smelt wat chocolade. Dip hierin hele walnoten, of schep de vloeibare chocola er met een theelepeltje over. Je kunt ze helemaal doen, maar half vind ik leuker. Je hebt maar heel weinig chocola nodig, met 25 à 50 gram kom je al een heel eind. Datzelfde geldt voor de overige recepten.
Chocoblaadjes:
Smelt net als hierboven wat pure chocola. Kwast groengebleven, stevige blaadjes uit de tuin hiermee in aan de onderkant (daar zitten de nerven die structuur geven). Laat uitharden, dat gaat het snelst in de koelkast of zelfs vriezer. Kwast ze dan nog een keertje in en laat wederom opstijven, want de ervaring leert dat één laagje te dun is, dan krijg je de chocoblaadjes met geen mogelijkheid heel los van hun modellen. Maar goed, het blijft priegelen en 1 op de 3 blaadjes sneuvelt, dus maak er vooral genoeg.
Oh, en nog een tip: neem geen giftige blaadjes zoals klimop, zoals ik op deze foto’s abusievelijk deed. Ik heb ze na de foto maar gewoon weggegooid, dus alle familieleden zijn gelukkig nog in leven. Welke blaadjes zijn giftig en welke niet? Even googlen.
Meringue-paddestoelen:
Oké, niet van chocola, al gaat er wel wat cacaopoeder over. Maar te leuk om niet te vermelden, al was het maar omdat ze het zo goed doen bij een zelfgemaakte boomstam. Ik had nooit gedacht dat ik ze nog eens zou maken, maar het is heel grappig om te doen en het valt nog reuze mee ook. En een beetje rustiek mag best.Maak een meringuemix door 1 eiwit op te kloppen met een snufje zout tot witte, zachte pieken. Voeg dan 50 gram (basterd)suiker toe en blijf doorkloppen tot je stijve pieken hebt. Pieken dus die niet meer heen en weer zwiepen als je de mixer uit het mengsel tilt. Doe in een spuitzak met een glad mondje en spuit op een met bakpapier beklede bakplaat zowel doppige hoedjes als puntige toefjes bij wijze van voetjes. Bestrooi heel lichtjes met wat cacaopoeder (tip: thee-ei aan zo’n knijper of theezeefje). Droog ze rustig 1 à 1½ uur in de oven op 125 °C. Laat ook rustig helemaal afkoelen in de oven. Prik met een satéprikker een gaatje onderin de dopjes zodat ze goed blijven zitten op de puntige voetjes. Plak de boel eventueel vast met wat botercrème of gesmolten chocola.
Chocodenneboompjes:
Deze truc heb ik geleerd van Frédéric (Fred) Ponnavoy van toetjesmerk Gü. Smelt chocola zoals hierboven beschreven en doe in een klein tuutje. Knip een klein puntje af en spuit dan naar dit voorbeeld een streepjesdenneboom op een stevig, doorzichtig plastic vel (kantoorboekhandel of hobbywinkel).
Chocololly’s:
Ook leuk: ronde sliertjes en daar vervolgens een stokje op leggen. Na uitharding heb je kekke lolly’s. (Ja inderdaad, de foto’s zijn niet scherp, sorry, maar je begrijpt vast wel het idee!)
Chocovegen:
Ik weet eigenlijk niet hoe ik ze moet noemen deze chique cocovegen die ik leerde maken van toppatissier Jeroen Goossens. Ook hier heb je weer gesmolten chocola voor nodig en een stevig, doorzichtig plastic vel (kantoorboekhandel of hobbywinkel), maar ook een half doorgezaagde pvc-buis. Dip steeds je vinger in de gesmolten chocola, en veeg die uit op het plastic. Maak een heel rijtje en leg het vel dan in de pvc-buis, zodat de chocola als hij eenmaal is uitgehard een zwierige vorm heeft. Heel mooi om de zijkanten van een taartje mee te garneren.
Chocoprullebolletje:
Ook hiervoor heb ik geen naam, en hij komt ook van Jeroen Goossens: een soort opgefrommelde chocokrabbels. Neem twee metalen braadsledes. Vul de onderste met ijsblokjes, zet de andere er bovenop zodat de bodem door het ijs goed koud wordt. Smelt chocola en doe in een klein tuutje. Knip er maar een heel klein puntje af, want hoe dunner je lijntje, hoe eleganter straks het resultaat. Spuit een rommelig soort ‘matje’, volgens deze tekening. Wacht even tot de chocola ietsje steviger begint te worden (dat gaat dankzij die ijsklontjes razendsnel!), peuter het matje los van het metaal en frommel heel losjes op in je handen tot een balletje. Leuk voor ergens bovenop. Of maak een hele serie kleintjes.