Sinds vorige week weet ik dat er op de wereld wel duizenden aardbeienrassen zijn, in smaak variërend van heel zoet tot lichtzuur. En toch blijft het behelpen bij de groenteboer, om over de supermarkt maar niet te spreken. Kweker Jan Robben – overzichtelijk getooid met een rode aardbeienstropdas (‘Elsanta’s uit de kas, dat zie je zo’) – kweekt zelf zes verschillende soorten, waarbij hij zich al snel laat ontglippen dat er aardbeien (Elsanta’s) zijn, en smáákaardbeien. Toch kweekt hij zelf ook voor 70% Elsanta’s, want ze blijven wel een week goed, en daar vraagt de supermarkt om. Jan: ‘Een Elsanta kan heel goed smaken, maar soms is het helemaal niks’. En toch, als je eenmaal een lambada, korona of polka versgeplukt van de plant geproefd hebt, is er geen weg terug. Wie lust er nog ananas uit blik als je eenmaal verse ontdekt hebt? Pesto uit een potje versus versgemaakte (30 seconden in de keukenmachine)? En dan nog smaken aardbeien volgens Jan geen dag hetzelfde. Dat heb ik bij de proeverij aan den lijve kunnen ondervinden. Zelfs twee aardbeien uit dezelfde doos smaakten toch elk weer anders. En voor de zekerheid proef je er dan nog maar eentje, en nog maar eentje, en vooruit, nog eentje om het af te leren. Daar kun je makkelijk een ochtend (en buik) mee vullen.