Ga niet in de zomer naar Andalusië, nee, echt niet. Dan is het er druk en bloedheet en de mensenmassa’s aan de kust doen elke moed in de schoenen zinken. Maar in voor- en najaar is het er heerlijk toeven. Wacht, ik heb mijn reistips even overzichtelijk opgeschreven.
1. Steden
Vergeet de costa’s, ga naar het binnenland. Natuurlijk staan Sevilla, Granada en Córdoba sowieso op uw lijstje, maar ga vooral ook naar Cádiz. Een prettig ongepolijste historische havenstad, helemaal in het zuiden, aan de Atlantische Kust. Zover komt de gemiddelde toerist niet, want er is geen strand van betekenis. Kuier over de Havana-achtige promenade helemaal rondom het oude centrum, via verdedigingsforten en mooie parkjes met kunstig gesnoeide bomen of juist kronkelige eeuwenoude ficussen. Binnenin is het een wirwar van kaarsrechte steegjes, charmante pleintjes en niet te vergeten fijne tapasbars:
TIPS in Cádiz:
Meson Cumbres Mayores (voor carnivoren, sinds 1966)
Taberna Casa Manteca (pittoresker komen ze niet, tip: kaas met groene-aspergejam)
2. Witte dorpjesWie echt anders dan anders wil, gaat op zoek naar de witte bergdorpjes die zo typerend zijn voor deze regio. In de witgepleisterde huizen, kronkelige steegjes en trappetjes, geplakt tegen de rotsige hellingen, herkent u in één klap de erfenis van de Moren. Grazalema, Setenil, Frigiliana en Comares zijn een paar heel fraaie exemplaren, maar er zijn er nog veel meer. Een klasse apart is Ronda, spectaculair gebouwd over een ravijn. En u kunt er bovendien fabuleus lunchen bij Bardal (1 Michelinster).
3. Bar
Het belangrijkste etablissement in zelfs het kleinste dorpje is de bar. Iedereen wipt van vroeg tot laat binnen: baby’s worden kraaiend van plezier geshowd, de jeugd sjanst zich een slag in de rondte en krasse bejaarden schuifelen rond voor een praatje. In voor- en naseizoen houdt iedereen z’n jas aan, want verwarming is er niet en de deur staat gewoontegetrouw open. Vaak is er onderscheid tussen het bargedeelte, waar het tapasassortiment staat uitgestald in een vitrine en waar de onvermijdelijke televisie staat te tetteren, liefst met voetbal. In het restaurantgedeelte liggen er ineens kleedjes op tafel en is er een menukaart. En overal krijgt u meteen picos, van die mini-soepstengeltjes die zo heerlijk wegknabbelen. Als u in plaats van ‘La cuenta por favor’ nonchalant ‘Nos cobra?’ roept, klinkt u al bijna als een local.
4. Drank
De hele dag door is iedereen aan de koffie. Hij komt standaard met melk en in een glaasje, wat verrassend lekker drinkt. Wilt u geen melk, dan bestelt u ‘un café solo’. Meer dan een euro bent u zelden kwijt, tenzij u moeilijk gaat doen en cappuccino blieft, dan worden de vooroorlogse prijzen ineens pan-europees. Vraag geroutineerd om ‘una caña’ als u een biertje bestelt, ook die komt in een glaasje en kost een euro.
5. Ontbijt
Een koffie met melk telt hier al als ontbijt. Vooruit, soms met een churro (gefrituurde deegsliert) erbij of een croissantje waar een Fransman z’n neus voor zou ophalen: meer een sponzig broodje dan een luchtig laagjesgevalletje. Wel overal in elke bar te krijgen: brood met tomaat. Een verslavend perfect ontbijtgerecht. Meestal krijgt u warm geroosterd brood plus een schaaltje fijngeprakte tomatenpulp, maar soms ook alleen wat plakjes tomaat. Vervolgens is het de bedoeling om de boel zelf te beleggen en af te maken met een snufje zout en een royale sliert olijfolie.
6. Eettijden
Het is niet anders, de eettijden zijn wonderlijk. Lunch begint om half 3, diner op z’n vroegst om 10 uur, maar om middernacht wordt het vaak pas echt levendig. Het makkelijkst is om uitgebreid te lunchen en eventuele overgebleven eetlust ’s avonds te tackelen in een tapasbar. Die is namelijk altijd wel voorhanden.
7. Tapas
Je drinkt een glaasje en eet een hapje, en dan ga je verderop hetzelfde nog eens doen, en nog eens. De tapascultuur is een van de grote pluspunten van Andalusië en varieert van simpel tot uitgebreid. Zelfs de piepkleinste dorpsbar heeft altijd olijven, ham en kaas paraat, plus vaak ook croquetas, kroketjes op basis van aardappelpuree en niet zoals bij ons met ragout. De onvermijdelijke ‘ensaladilla rusa’ (huzarensalade) is ook steevast van de partij. U kunt doorgaans kiezen tussen een flinke (‘ración’) of bescheiden portie (tapa of ‘media ración’).
8. Vegetarisch
Vegetariërs moeten opletten, de doorsnee ‘gemengde salade’ is steevast met tonijn en zelfs onschuldig ogende ‘champignons a la plancha’ komen doodleuk met snippers ham. Qua groente moet u thuis een en ander inhalen: behalve tomaat en olijven is het hier vooral vlees en vis wat de klok slaat.
9. Mariscos
Zeebeestenliefhebbers kunnen vooral aan de kust hun hart ophalen. Mariscos (fruits de mer) zijn overal volop verkrijgbaar. Kijk eerst eens bij de markt, bijvoorbeeld die van Málaga. Tussen de groentekraampjes in de overdekte markthal in het centrum vindt u allerlei piepleine mariscobarretjes. Als het meezit hebben ze wat barkrukken, zij het zelden meer dan vijf, meestal is het een kwestie van staan. De bedoeling is om aan te wijzen wat u wilt in de vitrine, waar de ingrediënten vaak nog liggen te spartelen, en en dan gaat het, hop, op la plancha of in de frituur. Mijn favoriet: navajas (scheermessen) of boquerones (gemarineerde ansjovisjes).
TIPS:
Malaga: El Marisquero (achter de markthal, met terras)
Torre del Mar: Marisqueria El Yate (aan de bar is het leukst)
Marbella: La Barca (klassiek restaurant en toch ongedwongen)
10. Vlees
In het binnenland is het ineens een ander verhaal, daar heerst het varken. Een beetje bar heeft een assortiment hammen aan het plafond hangen. Het begint bij jamon serrano, ‘gewone’ gedroogde ham, maar jamón ibérico is een klasse hoger. Pata negra (zwartpoot) is van varkens die inderdaad zwarte poten hebben en als ergens ‘bellota’ bijstaat, betekent het dat ze vooral eikeltjes gegeten hebben. Uiteraard loopt met de kwaliteit ook de prijsklasse op. Maar het varken komt ook in gebakken gedaantes. Zo stond op de menukaart ‘solomillo de cerdo iberico’, ‘presa iberico’ en ‘pluma iberico’. Dat het alle drie varkensvlees was, dat snapte ik wel, maar wat was het verschil? Volgens de serveerster zat het vooral in het vetgehalte: van minst tot meest vet. ‘Maar wel lekker vet, niet vet-vet’. Zei ze er nog bij.
Trek gekregen? Wat dacht je van deze Spaanse recepten:
* Spaanse asperges
* Spaanse mosselen
* Spaanse bonensoep met chorizo
* Spaanse sardientjestaart (empanada gallega)
* Spaanse albóndigas
* Spaanse sangria